Thuis tussen culturen: theaterpionier Rufus Collins
Amsterdam op een regenachtige middag in september 1981. Terwijl studenten een oude brandkazerne binnendruppelen, kijken ze verwachtingsvol naar de nieuwe theaterdocent, Rufus Collins. Ze kennen hem als beroemde theatermeneer van Londense musical producties, New Yorks politiek activisme en zelfs beroemde soapseries. En nu staat hij daar gewoon, ongestoord zijn mysterieuze Indiase solo-opwarm ritueel uit te voeren. Dan maakt hij contact. De les begint. In dat ene uur worden gewone studenten omgetoverd tot acteurs, ondergedompeld in de monumentale en on-Nederlandse belevingswereld van de Amerikaanse theatermaker, met verhalen rauw New York, avant-garde Londen en betoverende India.
Woorden uit het verslag geschreven door student Nelly van der Geest, een prachtig inkijkje in de eerste lessen van Rufus Collins, Afro-Amerikaanse acteur, regisseur, artistiek leider en docent Rufus Collins (1935 – 1996). Zijn ideeën en werk bewoog een hele generatie artistieke makers die vandaag de dag actief zijn in het culturele veld. Zo ook de oprichters van RIGHTABOUTNOW Inc., Marjorie en Maarten, beiden betrokken bij het werk in Amsterdam van de pionier in de jaren ‘80. Zij vertellen graag over Rufus. Maar die verhalen gaan niet alleen over hem. Het leven van Rufus nodigt uit om grotere dingen te bespreken. Vooral omdat de theaterpionier onze hoofdstad expliciet koos als decor voor een missie die vandaag de dag nog relevant is. Bijvoorbeeld over hoe je theater maakt in een postkoloniale tijd, hoe artistieke bewegingen ontstaan, hoe culturen elkaar ontmoeten op het podium en welke rol de overheid hierin vervult. Aan de hand van de levensloop van Rufus Collins bespreken we in dit artikel aantal ontwikkelingen uit de geschiedenis van black performance arts.
Pianoles in Harlem, New York
Rufus groeide op Harlem, een New Yorkse buurt waar in die tijd diepgewortelde raciale segregatie, armoede en discriminatie orde van de dag was. Zijn moeder werkte hard om haar kinderen op jonge leeftijd ballet- en pianoles te laten volgen. Op elfjarige leeftijd kreeg de jonge Rufus een aanbod voor een beurs van de prestigieuze American School of Ballet. Desondanks koos hij een ongebaand pad, dat van de prediker. Vijf jaar lang onderging hij een intensieve missionarisopleiding in een Jezuïetenklooster, waar hij een gevoel van thuis vond, totdat hij abrupt van school werd gestuurd. De missionarissen bestempelden hem als 'ongeschikt' voor het werk. Het was pas toen hij terugkeerde naar zijn geboortestad dat Rufus de afwijzing begreep. Deze kwam uit niets anders voort dan zijn huidskleur.
Een volledig jaar zwierf de jonge New Yorker doelloos door de stad, op zoek naar een nieuwe koers. Om de tijd te doden bracht hij dagen door in bioscopen en opera's, waar hij voor een prikkie resterende kaartjes op de kop tikte. Op het scherm ontvouwde zich een westerse wereld: blanke gezichten, acteurs op leeftijd, voorspelbare verhaallijnen, allemaal gericht op één specifiek publiek. Collins had hier een uitgesproken mening over. Het confronteerde hem ook met zijn eigen zwarte identiteit, de reden waarom het hem ontzegd was om missionaris te worden. Waarom weerspiegelde het theater niet het diverse straatbeeld van de New Yorkse straten?
Deze vraag zal Rufus blijven stellen tijdens zijn leven. En heeft hem uiteindelijk ook zelf het podium op laten stappen. Mede dankzij zijn vrienden die hem daartoe aanmoedigde. Want als Collins zo'n grote mond had over toneel en theater, moest hij het maar eens zelf proberen. Zo begon Collins met het volgen van cursussen en aanmelden voor audities voor films en producties. De tijd was goed. New York in de jaren ‘60 was een en al creatieve explosie, rebellie en vernieuwing. Al snel kreeg Collins zijn eerste rollen in filmproducties, waaronder de beruchte Andy Warhol producties "Kiss" (1963) en "Couch" (1964) en "Batman Dracula" (1964). Zo werd Collins in zijn twintigerjaren kind aan huis bij de New Yorkse avant-garde, zoals bij The Judds, Warhols studio The Factory en leden van de The Living Theatre, een anarchistische en invloedrijke theaterbeweging.
Bij The Living Theatre vond Rufus een artistiek thuis voor zijn maatschappij-kritiek. Deze beweging, opgericht in 1947, gebruikte theater als een middel om sociale ongelijkheid en politieke kwesties aan de kaak te stellen en was nauw betrokken bij de anti-militaristische bewegingen in de Verenigde Staten. Antwoord op Rufus’ vragen over de maatschappij werden beantwoord met experimentele, shockerende maar baanbrekende voorstellingen. De groep zette de boel graag op stelten sleepte het publiek mee in een gedurfd en grensverleggend werk. In 1963 liep het uit de hand. Rufus en de andere leden van de beweging werden verbannen uit Amerika en vertrokken naar Europa. Jarenlang doorkruisten ze het continent, waar de compromisloze en grensverleggende voorstellingen allerlei politieke rellen achterlieten in de Europese steden.
De rebellie had vooral een aantrekkingskracht op de vooruitstrevende, idealistische en kunstminnende elite uit landen als Italië, Frankrijk en Engeland. Van academici tot zakenmensen, de artistieke jetset en politici: iedereen die een invulling zocht voor een nieuwe tijd wilde met hen verbinden. Collins reisde mee, maar besloot na een aantal jaar te breken met de groep. Hij was klaar met het type politieke en sensationele agressie waarmee zijn collega’s een punt wilden maken. "Schreeuw niet over de noodzaak van het veranderen van een levensstijl zonder er zelf een te vinden waar je wel tevreden mee bent", aldus Collins in een interview uit 1987. Er moest een andere manier zijn om bij te dragen aan een inclusieve een eerlijke wereld.
Daarom wilde Collins naar India. Twee jaar lang verdiepte Collins zich in het klassieke Indiase Kathakali-theater (Malayalam: കഥകളി). De elementen die deze discipline met zich meebracht, zoals introspectie, concentratietechnieken en conditietraining zullen iconisch worden voor Collins’ toekomstige producties en lessen. Nieuwe wijsheden over zijn makerschap brachten Collins terug naar het westerse podium. In de roerige atmosfeer van Londen in de jaren '70, temidden van de anti-Vietnam protesten, punkbands, extravagante nachtclubs en de aanzienlijke multiculturele bevolkingsgroei vanuit voormalige koloniën, vond Collins een thuisbasis voor artistieke kansen. Zo werkte hij aan prestigieuze West End-musicals zoals "Jesus Christ Superstar", "Hair" en "Joseph and his Technicolor Dreamcoat", werkte hij acteur voor tientallen films en werd hij als choreograaf en regisseur veel gevraagd vanuit zijn ervaring met de integratie van black theatre-elementen en gevoel voor dé nieuwe politieke thema’s van de tijd. Ook hier ontstond al snel een flamboyante vriendenkring. Jarenlang woonde hij met de gezinnen van the Rolling Stones en zorgde hij voor de kinderen als de mannen op tour waren.
Ergens in deze periode ontving Rufus een uitnodiging om te werken aan de oprichting van de eerste zwarte kunstgemeenschap in Engeland, het Keskidee Arts Center in Brixton. Het was een tijd waarin Rufus voelde dat zijn werk een andere dimensie moest krijgen, vooral nadat hij geconfronteerd werd door zijn zus uit New York. Zij was inmiddels geradicaliseerd bij the Black Panthers, de invloedrijke Afro-Amerikaanse politieke en sociale beweging die streed voor burgerrechten en gelijkheid. Haar boodschap was onmiskenbaar: "wij voeren hier een strijd van leven en dood voor gelijke rechten, terwijl jij feest viert in Europa." Deze woorden raakten hem, ook al wist hij dat de realiteit complexer was. Nog sterker besefte Collins dat naast zijn werk aan prestigieuze producties hij ook kansen voor de zwarte gemeenschap moest realiseren. Met een hernieuwde focus nam Rufus de uitnodiging aan en stortte hij zich in het bouwen aan het eerste autonome zwarte kunst- en cultuurcentrum in Europa.
De geboorte van De Nieuw Amsterdam: een multicultureel theatercollectief
Zo kwam het dat Collins niet alleen naam maakte als vernieuwer van theater, maar ook als rolmodel voor een nieuwe generatie. Dat bleef niet onopgemerkt in Nederland. In 1981 stuurde het Tropeninstituut een uitnodiging naar Collins, met de vraag of hij iets kon doen om wat toen nog 'migranten of minderheden theater' werd genoemd op te krikken. Op dat moment werd dit type theater vooral gezien als folklore, een goedbedoeld integratiemiddel voor naoorlogse migranten. Aan de inmiddels Rufus werd de vraag die bevolkingsgroep het podium op te krijgen. Uiteraard voelde de inmiddels vrij befaamde en succesvolle Rufus, opgegroeid in het door de geschiedenis van rassenscheiding getekende New York, niets voor de term "migrantentheater". Onderscheid maken tussen een migranten en niet-migranten theater is een vorm van segregatie pur sang. Ook al was dat alles behalve waar Collins voor stond en tot die tijd voor had gevochten, nam hij de uitnodiging aan.
Er startte een nieuw hoofdstuk in Nederland. Het begon met lesgeven in niet-westerse regie-technieken tijdens een reeks spraakmakende workshops aan diverse academies. Daarna produceert hij de spraakmakende opera The Kingdom uit 1984, over de zwarte onafhankelijkheidsbeweging op Haïti met veertig spelers met migratie achtergrond. Op dat moment gebeurde er, in tegenstelling tot Londen en New York, in Nederland nog weinig in streven naar gelijkheid, ondanks dat Rufus zijn ogen uitkeek wat betreft de diversiteit van de Nederlandse samenleving. Geprikkeld door alles wat hij tegenkwam en vanuit het streven naar integratie en gelijke vertegenwoordiging in alle vormen van kunst, besloot de theatermaker het bruisende Londen te verruilen voor Amsterdam.
Collins’ artistieke tijd in Nederland zou beïnvloed worden door een levenslange vriendschap met de Surinaamse theatermaker Henk Tjon. Tjon vond dat theateractiviteiten in Nederland te veel gericht waren op Nederland en de op Nederland georiënteerde elite, waarbij cultuur uit voormalig koloniën genegeerd werd. Uiteraard vonden de twee elkaar in hun visie. In een rap tempo richtte het duo het eerste professionele, multiculturele theatercollectief van Nederland op. Ze noemde het de Nieuw Amsterdam, omdat theater anno 1980 het gekleurde straatbeeld van Amsterdam zou moeten reflecteren. Het collectief betrad een oude textielfabriek, een plek die we nu kennen als Club Bitterzoet. Ondertussen stond het culturele landschap in Nederland niet stil: verschillende artistieke bewegingen met multiculturaliteit als motief werden opgericht. Zo ook Cosmic Illusion, een vanuit Willemstad op Curaçao en via New York artistieke culturele groep zich in Amsterdam. DNA en Cosmic Illusion bundelden hun krachten, vroegen subsidie aan en kregen die allebei. Collins’ collectief werd hiermee het eerste gesubsidieerde, cultureel-diverse theatergezelschap in Nederland.
Wat volgde, was een intensieve fase van toewijding aan een levendige reeks producties waar Nederland nog geen kaas van had gegeten - mede als doel om migranten theater te transformeren naar een vernieuwende en vooral erkende kunstvorm. Collins werkte als een bezetene aan zaalproducties, grote musicals, evenementen en meer - uiteraard met een compleet ander repertoire dan tot dan toe in Nederland gebruikelijk was. Zo zette hij niet-westerse scriptschrijvers aan zet, gaf podium aan verhalen van nieuwe Nederlanders, werkte met een gekleurde cast in niet-stereotype rollen en liet zich bij zijn streven naar totaaltheater van muziek, dans en tekst inspireren door niet-westerse theater tradities en uitingen van populaire cultuur, zoals musicals, soaps en circus.
Daarnaast begeleidde Rufus veel opkomend talent. Want terwijl internationale beroemdheden hem regelmatig opzochten in de oude Amsterdamse textielfabriek - van James Baldwin en Derek Walcott tot Amiri Baraka en Mick Jagger - stond hij net zo graag naast de meest beginnende, kansarme studenten. De theatermaker vond het karakter van het Nederlandse theateronderwijs te beperkt en geloofde heilig in diversiteit op het podium. Daarom moedigde hij iedereen aan om grenzen op te zoeken, het beste uit zichzelf te halen en alles te bevragen. Zijn studenten kregen les in klassiek ballet, Afro-Caribische dans, spraak, zang, maar ook geschiedenis en levensbeschouwing. Het was overigens duidelijk dat Collins zijn leerlingen meenam in het bewijzen wat mogelijk was hier in de Nederlandse theaterwereld. Rufus hanteerde een strenge discipline: laatkomers of studenten die het ritme niet konden bijhouden, konden geen genade verwachten - dat was het harde oordeel volgens oud-studenten.
Experimenteren in tijden van weerstand
Collins stond niet alleen bekend om zijn artistieke talent en mentorschap, maar ook om zijn uitgesproken visie op Nederland. In de tijd dat hij in de hoofdstad woonde, weigerde hij de Nederlandse taal te spreken, ondanks dat hij het vloeiend verstond. De theatermaker beschouwde Nederland als een racistische samenleving die alleen vooruit kon komen als ze haar eigen koloniale verleden onder ogen zag. "Een zwarte man die Nederlands spreekt, krijgt in dit land geen respect: zwarte Nederlanders laten zich behandelen als tweederangs burgers," sprak hij herhaaldelijk. Niet iedereen waardeerde zijn uitgesproken standpunten, ook niet door Surinamers en Antillianen. Die bespotten hem regelmatig als een gefrustreerde Amerikaan of een omgekeerde racist.
Ook in de theaterwereld ondervond de pionier weerstand. Wat Rufus wilde was veel, excentriek en bovenal nog niet bestaand in Nederland. Bovendien hanteerde Collins een vrij autoritair leiderschap, dat in Nederland niet zonder wrijving geaccepteerd werd. Hij wilde het liefst alles meteen veranderen, zonder compromissen. In de beginjaren van 1990 gebeurde er zoveel rondom De Nieuw Amsterdam dat de overheid het spoor bijster was. Subsidieverstrekkers hadden moeite met Collins' eigenzinnigheid en uitgesproken mening, vooral nadat Tjon vertrok. Het hielp ook niet mee dat een aantal Belgische commerciële producties van Collins scherp werden bekritiseerd in de grote kranten. Subsidies voor De Nieuwe Amsterdam werden per direct ingetrokken.
Het stopzetten van de subsidie betekende praktisch gezien het einde van wat Collins in Amsterdam had opgebouwd. Toch kreeg het collectief wat voorwaarden mee om door te gaan. Eerste punt was dat Collins, een niet-Nederlandse staatsburger, niet langer alleen leiding mocht geven. Er moest een Nederlandse medeleider komen. Daarnaast moest de focus verschuiven naar talentontwikkeling in plaats van theater maken. Het collectief zou de positie krijgen van een sociaal project en ontving financiering van het arbeidsbureau, niet van de gebruikelijke kunstsubsidies. Dit zorgde ervoor dat Collins zich opnieuw bevond op het punt waar hij begon in Nederland tien jaar geleden. Workshops in plaats van voorstellingen, een middel in plaats van kunst, en nog het meest schrijnend: doorgaan vanuit een specifiek label, waarin multiculturele spelers opnieuw geïsoleerd werden in hun eigen artistieke omgeving.
Collins' Legacy: theater als revolutie
In 1993 kreeg Rufus Collins te maken met het HIV-virus. Hij was ten dode opgeschreven, maar herstelde en speelde mee in de eerste productie van een nieuw multicultureel theatercollectief opgezet door zijn leerlingen, Made In Da Shade, de organisatie die later RIGHTABOUTNOW Inc. zou worden. Het is de laatste voorstelling waar hij aan meedeed en overleed op 61-jarige leeftijd. Gedurende het leven van Rufus was zijn missie was zijn thuisbasis. En daarin koos hij jarenlang voor Amsterdam boven Londen als het epicentrum van die missie, vanwege zijn geloof in de kleurrijke straten en openheid van de stad. Hij geloofde dat Amsterdam het voortouw zou nemen in een nieuw denken over identiteit, herkomst en gedeelde geschiedenis. Een logische vraag om te stellen is: was Amsterdam werkelijk het ideale podium voor iemand van zijn artistieke kaliber? Waar staan we ten opzichte van zijn missie, wat is zijn legacy?
Je kan stellen dat Rufus de stad overschatte. Dat hij niet goed paste in het burgerlijke, subsidie-afhankelijke cultuurlandschap van de jaren tachtig. Zijn soms zelfingenomen, revolutionaire en artistieke mentaliteit schrok mensen af. Het wantrouwen in zijn pionierschap vanuit de overheid getuigt dit. Dat zorgde voor uitdagingen. Niet dat het Rufus zelf veel hinderde, integendeel: hij leek het erom te doen. Buiten de paden treden was zijn manier om mensen te raken, zowel de sector als de mensen van de tijd. Denk aan de jonge studenten die in 1981 zijn klaslokaal binnen stapten. Het zijn deze mensen die nu al bijna 40 jaar actief zijn in het culturele veld. Met hun eigen ogen zagen zij waarom het belangrijk is om te strijden voor erkenning van de rijkdom van culturen in de kunstwereld. Geïnspireerd door de non-conforme energie die Rufus met zich meebracht en met begrip van hun eigen rol in een groter cultureel geheel zijn talloze culturele organisaties opgezet. Het zijn organisaties als Made in da Shade en dus nu RIGHTABOUTNOW Inc., Raymi Sambo Maakt, Urban Myth, st. Julius Leeft en nog veel meer die nu veel kansen creëren voor opkomend talent.
Is theater nu net zo divers als de straten van New York, Londen, Amsterdam en alle andere plekken waar Rufus is geweest? Hierover zijn de meningen verdeeld. Multiculturaliteit blijft voor veel mensen nog een bijvoeglijk naamwoord, een lokaal sociaal vraagstuk, een economisch probleem en een bijgerecht. Dat is uiteraard nooit alleen aan Rufus geweest. Maar misschien gaat Rufus’ legacy over iets dat deze vraag overstijgt. Wat hij met zich meebracht was die revolutie mentaliteit: theater maken met een missie, vasthouden aan het grotere plaatje ondanks weerstand, geloven in een wereld die anders is dan de realiteit om je heen, en de verbeeldingskracht hebben om die wereld op het toneel tot leven te brengen. Ongeacht waar we ons anno 2023 bevinden in het complexe landschap van diversiteit, het zijn mensen zoals Rufus Collins die ons herinneren aan het belang van het omarmen van een wereld waarin stemmen gehoord worden en culturen worden gevierd. RIGHTABOUTNOW Inc. bouwt voort op de legacy van iconen zoals Rufus, als artistieke plek waar culturen, disciplines en pioniers samenkomen.
Bronnen
Dit artikel is geschreven op basis van verhalen van de oprichters van RIGHTABOUTNOW Inc., aangevuld met geschreven bronnen door Nelly van der Geest, Emile Schra, Jet van Overveen, Maarten van Hinte en meer door De Groene Amsterdam, de Volkskrant en Radio 1. Door RAN archivaris en historicus Jocelyn Kotvis. Met dank aan: Wijngaarde & Partners.